Vertaal
Naar andere talen: • keer > ENkeer > ESkeer > FR
Vertalingen keer NL>DE

I de keer

zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak:  [ker]
Verbuigingen:  keren (meerv.)

moment dat iets gebeurt - Mal (das ~)
Ik ben twee keer gezakt voor mijn rijexamen. - Ich bin zweimal durch meine Führerscheinprüfung gefallen.
Mislukt. Ik probeer het nog een keer. - Es hat nicht geklappt. Ich versuche es noch einmal.
uitdrukking negen van de tien keer
uitdrukking keer op keer


II keer

voorzetsel
Uitspraak:  [ker]

<je zegt dit woord als je een getal vermenigvuldigt met een ander getal>
- mal
Twee keer drie is zes. - Zwei mal drei ist sechs.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
de keer (m) der Umschlag ; die Änderung ; die Wendung ; der Wendepunkt ; die Wende ; der Wechsel ; die Wandlung ; der Wandel ; die Veränderung ; die Umschwung ; das Umschlagen ; die Abwandlung ; die Umkehr ; die Umgestaltung ; der Umbruch ; das Umbiegen ; die Trendwende ; die Mutation ; das Mal ; die Kenterung ; die Drehung ; die Abänderung
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `keer`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: eens
NL: gelegenheid
NL: keerpunt
NL: kentering
NL: maal
NL: ombuiging
NL: omkeer
NL: ommekeer
NL: ommezwaai
NL: omslag

Uitdrukkingen en gezegdes
NL: dit (deze) keer DE: dieses Mal, diesmal
NL: één keer DE: einmal
NL: één enkele keer DE: ein einziges Mal
NL: een enkele keer DE: (nu en dan) ab und zu, dann und wann
NL: twee keer DE: zweimal
NL: keer op keer DE: einmal übers andere
NL: op een goede keer, op zekere keer DE: eines Tages
NL: voor de eerste keer DE: zum ersten Male
NL: te keer gaan DE: toben, lärmen