Vertalingen knappen NL>DE
knappen
werkw.
Uitspraak: | [ˈknɑpə(n)] |
Verbuigingen: | knapte (verl.tijd ) is geknapt (volt.deelw.) |
1) kapotgaan -
zerreißen , springen , platzen Toen ik een speld in de ballon prikte, knapte hij. - Als ich eine Nadel in den Ballon stach, platzte er. |
2) deel van de uitdrukking: -
Er knapte iets in me. (=ik kreeg opeens een heel verdrietig en machteloos gevoel) - Es zerriss mich innerlich.
Toen ik hoorde dat ik geen vader kon worden, knapte er iets in me. - Als ich hörte, dass ich nicht Vater werden konnte, zerriss es mich innerlich.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
knappen (ww.) | bersten (ww.) ; knistern (ww.) ; prasseln (ww.) ; zerreißen (ww.) ; zerspringen (ww.) |
knappen (werkw.) | knacken |
Bronnen: interglot; Wiktionary
Voorbeeldzinnen met `knappen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: barstenNL: knakkenUitdrukkingen en gezegdes
NL: (ik hoor het glas)
knappen
DE: knickenNL: (de touwen)
knappen
DE: reißen