Vertaal
Vertalingen interveniëren NL>DE
interveniëren (ww.) eingreifen (ww.) ; einschreiten (ww.) ; interferieren (ww.) ; intervenieren (ww.) ; schlichten (ww.) ; sich einmischen (ww.) ; unterbrechen (ww.) ; vermitteln (ww.) ; zusammenfallen (ww.) ; zusammentreffen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `interveniëren`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: bemiddelen
NL: ingrijpen
NL: interfereren
NL: interrumperen
NL: tussenbeikomen
NL: tussenkomen