Vertalingen huisvrouw NL>DE
de huisvrouw
zelfst.naamw. (v.)
Uitspraak: | [ˈhœyfrɑu] |
Verbuigingen: | huisvrouwen (meerv.) |
vrouwelijke partner die thuis zorgt voor het gezin en de huishouding -
Hausfrau (die ~) Zij heeft bij haar eerste kind haar baan opgezegd, omdat ze ervoor kiest huisvrouw te zijn. - Sie hat bei der Geburt ihres ersten Kindes ihre Stelle gekündigt, weil sie sich dazu entschieden hat, Hausfrau zu sein. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
de huisvrouw (v) | Hausfrau ; die Hausfrau |
Bronnen: Wiktionary; interglot
Voorbeeldzinnen met `huisvrouw`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: naainecessaire