Vertalingen hij NL>DE
hij
pronoun
<je gebruikt dit woord als je naar een man of naar een de-woord verwijst, als die het onderwerp van de zin is>
-
er , es Mijn vader is vroeg opgestaan. Hij gaat vissen. - Mein Vater ist früh aufgestanden. Er geht angeln. De auto staat al tijden voor de deur. Hij is kapot. - Das Auto steht schon seit einiger Zeit vor der Tür. Es ist kaputt. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
hij | der er ; das es ; die sie |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `hij`

Voorbeeldzinnen laden....
Uitdrukkingen en gezegdes
NL: hij, die dat doet (wordt gestraft)
DE: derjenige der das tut, wer das tut