hetzelfde

pronoun

Uitspraak:

[hɛtˈsɛlfdə]

<bij onzijdige woorden>
als iets gelijk is aan iets anders - das gleiche , dasselbe

De twee broers hebben hetzelfde overhemd aan, maar niet dezelfde broek. - Die zwei Brüder tragen das gleiche Oberhemd, aber nicht die gleiche Hose. De twee getuigen vertelden hetzelfde verhaal over de gebeurtenis. - Die zwei Zeugen erzählten die gleiche Geschichte über das Ereignis.

© K Dictionaries Ltd.

hetzelfde (znw.)	das das Gleiche ; Dasselbe
hetzelfde	derselbe ; dieselbe ; einander entsprechend ; einander gleich ; Einerlei ; einförmig ; einheitlich ; gleich ; gleichartig ; gleichförmig ; gleichwertig ; identisch ; selbe ; unverändert

Bronnen: interglot; mwb; Wikipedia




NL: eender
NL: eenvormig
NL: eenzelfde
NL: gehegelijk
NL: gelijk
NL: idem
NL: identiek
NL: net zo
NL: onveranderd

NL: (het is mij) (allemaal) hetzelfde DE: einerlei, ganz egal, alles eins
NL: (dat komt op) hetzelfde neer DE: eins hinaus
NL: van hetzelfde! DE: gleichfalls