Vertaal
Naar andere talen: • gips > ENgips > ESgips > FR
Vertalingen gips NL>DE

het gips

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [xɪps]

1) wit poeder die hard wordt als er water bij komt - Gips (der ~)
een zakje gips

2) verband met hard geworden gips - Gips (der ~)
Mijn gebroken pols zit nu in het gips om te genezen. - Ich habe nun einen Gips um mein gebrochenes Handgelenk, damit es wieder heilt.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
het gips Gips ; der Gips
gips Bildhavergips ; Calciumsulfat ; Gips ; Gipskrankheit ; Kalziumsulfat ; Stuck ; weisser Kalkschimmel
Bronnen: Wiktionary; interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Omegawiki.org


Voorbeeldzinnen met `gips`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: gipsverband
NL: pleister
NL: pleisterkalk