gereed

bijv.naamw.

Uitspraak:

[xəˈret]

klaar met of klaar voor een handeling - fertig , bereit

Het werk is nog niet gereed, dus ik moet het morgen afmaken. - Die Arbeit ist noch nicht fertig, also muss ich sie morgen beenden. De trein is gereed voor vertrek. - Der Zug ist bereit zur Abfahrt.

© K Dictionaries Ltd.

gereed

aus ; beendet ; bereit ; einsatzbereit ; erledigt ; fertig ; fertig ; gar ; geschafft ; klar ; parat ; vollendet ; bereit ; in Bereitschaft gehalten

Bronnen: interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.




NL: af
NL: afgedaan
NL: afgelopen
NL: beëindigd
NL: bereid
NL: doorgekookt
NL: gaar
NL: gedaan
NL: geëindigd
NL: gepleegd

NL: gereed voor verzending DE: versandfertig
NL: (de goederen liggen) voor (ter) verzending gereed DE: versandbereit
NL: gereed voor het gebruik DE: fertig zum Gebrauch, gebrauchsfertig
NL: gerede aanleiding DE: willkommener Anlaß
NL: gerede aftrek (vinden) DE: guten Absatz
NL: gereed geld DE: bares Geld
NL: gerede ingang (vinden) DE: leichten Anklang