I het geheim

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[xəˈhɛim]
Verbuigingen:	geheimen (meerv.)

iets wat niemand weet of mag weten - Geheimnis (das ~)

iets strikt geheim houden - etwas streng geheim halten een geheim bewaren - ein Geheimnis wahren een geheim verklappen - ein Geheimnis ausplaudern

in het (diepste) geheim (=zonder dat iemand het weet) - in aller Heimlichkeit

een publiek geheim (=een geheim dat iedereen al kent) - ein offenes Geheimnis

het geheim van de smid (=kennis die alleen bekend is aan ingewijden) - Geheimrezept

II geheim

bijv.naamw.

Uitspraak:

[xəˈhɛim]

aan (bijna) niemand bekend - geheim

een geheime bergplaats - ein geheimer Aufbewahrungsort

geheime politie (=recherche in burgerkleding die zich met name bezighoudt met de staatsveiligheid) - Geheimpolizei

geheim telefoonnummer (=telefoonnummer dat expres niet in de telefoongids staat vermeld) - Geheimnummer

er een geheime agenda op na houden (=andere bedoelingen hebben dan je laat merken) - versteckte Pläne haben

© K Dictionaries Ltd.

geheim (znw.)	das Mysterium ; das Heimlichkeit ; das Geheimnisvolle
het geheim	das Geheimnis ; geheim
geheim	verborgen ; verstohlen ; versteckt ; verdeckt ; geh. (Afkorting) ; unerlaubt ; obskur ; klammheimlich ; heimlich ; geheimnisvoll ; geheim ; geheim

Bronnen: interglot; Wiktionary; mwb; Download IATE, European Union, 2017.; Wikipedia




NL: clandestien
NL: geheimenis
NL: gesloten
NL: heimelijk
NL: heimelijkheid
NL: in het geheim
NL: in het geniep
NL: steels
NL: stiekem
NL: stiekemheid

NL: geheim gedoe DE: Geheimtuerei (die)
NL: geheim genootschap, politie etc. DE: (ook) Geheimbund (der), Geheimpolizei (die)
NL: ergens geheim mee zijn DE: ein Geheimnis aus etwas machen
NL: in het geheim DE: heimlich
NL: er geen geheim van maken DE: kein Hehl daraus machen