zelfst.naamw.
de eer van de familie hooghouden - die Ehre der Familie aufrechterhalten |
op mijn woord van eer (=dat beloof ik) - auf mein Wort
|
naar eer en geweten (=eerlijk en oprecht) - auf Ehre und Gewissen
|
een groot feest ter ere van ons huwelijk (=een groot feest omdat we trouwen) - ein großes Fest zu Ehren unserer Hochzeit
|
met de eer gaan strijken (=de eer krijgen voor iets wat iemand anders heeft gedaan) - sich mit fremden Federn schmücken
|
iemand de laatste eer bewijzen (=op een begrafenis afscheid nemen van degene die overleden is) - jemandem die letzte Ehre erweisen
|
de tafel eer aandoen (=volop genieten van een maaltijd) - das Essen schätzen
|
de eer aan jezelf houden (=iets doen vóórdat anderen je dwingen het te doen) - seine Ehre retten
|
aan z. houden
ter ere van d. koning