Vertalingen drinken NL>DE
drinken
werkw.
Uitspraak: | [ˈdrɪnkə(n)] |
Verbuigingen: | dronk (verl.tijd ) heeft gedronken (volt.deelw.) |
1) (een vloeistof) in je mond nemen en doorslikken -
trinken water drinken - Wasser trinken |
2) veel alcoholische drank gebruiken -
trinken Hij drinkt sinds zijn vrouw dood is. - Er trinkt, seit seine Frau gestorben ist. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
drinken (ww.) | Alhohol trinken (ww.) ; saufen (ww.) ; sich besaufen (ww.) ; trinken (ww.) |
drinken (werkw.) | trinken |
drinken | Getränk |
Bronnen: interglot; Wiktionary; Omegawiki.org
Voorbeeldzinnen met `drinken`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: alcohol gebruikenNL: borrelenNL: drankNL: hijsenNL: nippenNL: pimpelenNL: rommelNL: zuipen