Vertaal
Naar andere talen: • bijspijkeren > ENbijspijkeren > ESbijspijkeren > FR
Vertalingen bijspijkeren NL>DE
bijspijkeren (ww.) abbüßen (ww.) ; aufarbeiten (ww.) ; gutmachen (ww.) ; sühnen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `bijspijkeren`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: bijwerken
NL: goedmaken
NL: inhalen