1. MWB
  2. Vertalen
  3. bos (NL>DE)
Vertaal
Naar andere talen: • bos > EN • bos > ES • bos > FR
Vertalingen bos NL>DE

I het bos

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [bɔs]
Verbuigingen:  bossen (meerv.)

gebied met bomen - Wald (der ~)
in het bos wandelen - im Wald spazieren gehen


II de bos

zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak:  [bɔs]
Verbuigingen:  bossen (meerv.)

voorwerpen die aan elkaar gebonden zijn - Bund (der ~), Bündel (das ~), Strauß (der ~)
een bos bloemen - ein Strauß Blumen
sleutelbos - Schlüsselbund

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
het bos Hain ; das Gehölz
de bos (m) das Waldung ; der Wald ; der Strauß ; der Forst ; das Bündel ; der Busch ; das Bouquet ; der Blumenstrauß
de bosdas Bund
BOS (Afkorting) Grundbetriebssystem ; BOS (Afkorting)
bos Buendel ; der Wald ; Wald ; Strauß ; Ring ; Holz ; Forst ; Docke ; Bündel ; Bund
Bronnen: Wikipedia; interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Wiktionary


Voorbeeldzinnen met `bos`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: bosland
NL: bundel
NL: foreest
NL: geboomte
NL: ris
NL: woud

Uitdrukkingen en gezegdes
NL: bos sleutels DE: Schlüsselbund
NL: een bos (bed)stro DE: eine Strohschütte
NL: met bos bedekt DE: bewaldet, waldbewachsen, waldig