Vertaal
Naar andere talen: • aanbellen > ENaanbellen > ESaanbellen > FR
Vertalingen aanbellen NL>DE

aanbellen

werkw.
Uitspraak:  ambɛlə(n)]
Verbuigingen:  belde aan (verl.tijd ) heeft aangebeld (volt.deelw.)

op de bel van een huis drukken - klingeln , schellen
Ik heb twee keer aangebeld, maar er kwam niemand aan de deur. - Ich habe zweimal geschellt, doch es kam niemand an die Tür.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
aanbellen (ww.) klingeln (ww.) ; läuten (ww.)
aanbellen (werkw.) klingeln
het aanbellendas Die Klingel läuten
Bronnen: interglot; Wiktionary


Voorbeeldzinnen met `aanbellen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: bellen
NL: luiden
NL: opbellen
NL: schellen