Vertalingen aller FR>NL
[ale]1 se rendre dans un lieu - gaan
'aller à la gare à pied'
te voet naar het station gaan2 se déplacer pour faire ··· - gaan
'aller travailler'
gaan werken
'aller chercher les enfants à l'école'
de kinderen van school gaan halen3 mener à un lieu - gaan (naar)
'Ce chemin va au village.'
Deze weg gaat naar het dorp.4 se porter - gaan
'Comment allez-vous ?'
Hoe gaat het met u? - Hoe maakt u het?
'Ça va.'
Het gaat.
'Il va mieux.'
Het gaat beter met hem.5 convenir à - passen (bij)
'Cette couleur ne lui va pas.'
Deze kleur staat haar niet.[ale]1 pour exprimer le futur - (weldra) zullen
'Il va arriver d'une minute à l'autre.'
Hij kan elk moment arriveren.
'Il va pleuvoir.'
Het gaat regenen.[ale]1 trajet pour se rendre quelque part - heenreis
'J'ai voyagé debout à l'aller.'
Ik heb op de heenreis staande gereisd.2 billet pour un seul trajet - enkele reis
'un aller simple'
een enkele reis
un aller et retour
(= billet pour aller dans un lieu et en revenir) - een retourtje© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
aller (znw.) | de heenweg (m) |
aller (ww.) | gaan (ww.) ; zullen (ww.) ; zich begeven (ww.) ; vliegreis heen (ww.) ; treden (ww.) ; heenvlucht (ww.) ; heenrit (ww.) ; heenrijden (ww.) ; enkele reis (ww.) |
aller | ga ; willen ; wandelen ; verlopen ; varen ; reiken ; lopen ; heenreis |
Bronnen: interglot; ICT-Woordenboek; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `aller`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: aller simpleUitdrukkingen en gezegdes
FR: aller à cheval
NL: paardrijdenFR: comment allez-vous?
NL: hoe maakt u het?FR: comme vous y allez!
NL: wat draaf je door!, wat loop je hard van stapel!FR: le commerce va
NL: de zaken gaan goedFR: aller audevant de quelqu'un.
NL: iemand tegemoet gaan (uit beleefdheid)FR: aller à la rencontre de quelqu'un.
NL: iemand tegemoet gaanFR: il va sans dire (de soi)
NL: het spreekt vanzelfFR: laisser
aller
NL: laten waaienFR: aller loin
NL: het ver brengenFR: au pis
aller
NL: in het ergste gevalFR: aller prendre
NL: afhalenFR: aller à tâtons
NL: tastend voorwaarts gaanFR: aller au trot
NL: stapvoets gaanFR: aller son train
NL: zijn gang gaanFR: rien ne va plus
NL: er wordt niet meer ingezet (bij hazardspelen)FR: ce travail ne va pas
NL: dit werk schiet niet opFR: aller et venir
NL: heen en weer lopenFR: aller voir
NL: opzoekenFR: allez-y!
NL: ga je gang!FR: allons-y!
NL: vooruit!FR: il y va de votre honneur
NL: het gaat om uw eerFR: on y va!
NL: dadelijk, zo aanstonds!FR: va donc!
NL: loop naar de maan!FR: cet habit vous va bien
NL: staat (past) u goedFR: cela me va
NL: dat bevalt me, staat me goed aanFR: dadelijk zullen, op het punt staan te
NL: FR: le train va partir
NL: de trein zal dadelijk vertrekken, staat op het punt te vertrekken