Vertaal
Naar andere talen: • pair > DEpair > ENpair > ES
Vertalingen pair FR>NL
[pɛʀ]

1   aller de pair
aller ensemble - samengaan

  'La douceur va souvent de pair avec la patience.'
  Zachtheid gaat vaak samen met geduld.


2   hors pair
sans égal - weergaloos

  'une cavalière hors pair'
  een weergaloze amazone
[pɛʀ]


1 qui peut être divisé par deux - even
© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
pair even ; gelijk ; par
Bron: Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `pair`
Voorbeeldzinnen laden....


Uitdrukkingen en gezegdes
FR: pair ou impair NL: even of oneven
FR: au pair NL: gevoed en gehuisvest zonder betaling
FR: de pair NL: op gelijke voet
FR: sans pair, hors de pair NL: zonder weerga
FR: au pair NL: à  pari