Vertaal
Naar andere talen: • jouer > DEjouer > ENjouer > ES
Vertalingen jouer FR>NL
[ʒwe]

1 se divertir avec un jeu - spelen

  'jouer aux cartes'
  kaarten/kaartspelen


2 pratiquer un sport - spelen

  'jouer au tennis'
  tennissen / tennis spelen


3 interpréter - spelen

  'jouer le rôle principal dans un film'
  de hoofdrol spelen in een film


4 risquer - op het spel zetten

  'jouer sa réputation'
  zijn goede naam op het spel zetten

  'jouer de l'argent'
  geld vergokken/verspelen


5 utiliser un instrument de musique - spelen

  'jouer de la guitare'
  gitaar spelen / op een gitaar spelen
[ʒwe]


1 se divertir en pratiquant un jeu - spelen

  'Elle passe ses journées à jouer.'
  Ze brengt al haar tijd door met spelen.


2 interpréter un rôle - spelen - acteren

  'Il joue dans ce film.'
  Hij speelt/acteert in die film.


3 avoir des pièces qui ne s'assemblent pas correctement - werken - speling vertonen

  'La porte en bois joue.'
  De houten deur werkt.
[ʒwe]

1 se divertir avec un jeu - spelen

  'jouer aux cartes'
  kaarten/kaartspelen


2 pratiquer un sport - spelen

  'jouer au tennis'
  tennissen / tennis spelen


3 interpréter - spelen

  'jouer le rôle principal dans un film'
  de hoofdrol spelen in een film


4 risquer - op het spel zetten

  'jouer sa réputation'
  zijn goede naam op het spel zetten

  'jouer de l'argent'
  geld vergokken/verspelen


5 utiliser un instrument de musique - spelen

  'jouer de la guitare'
  gitaar spelen / op een gitaar spelen
[ʒwe]


1 se divertir en pratiquant un jeu - spelen

  'Elle passe ses journées à jouer.'
  Ze brengt al haar tijd door met spelen.


2 interpréter un rôle - spelen - acteren

  'Il joue dans ce film.'
  Hij speelt/acteert in die film.


3 avoir des pièces qui ne s'assemblent pas correctement - werken - speling vertonen

  'La porte en bois joue.'
  De houten deur werkt.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
jouer (ww.) komedie spelen (ww.) ; zich aanstellen (ww.) ; toneelspelen (ww.) ; tokkelen (ww.) ; spelen (ww.) ; speculeren (ww.) ; performen (ww.) ; optreden (ww.) ; opspelen kaartspel (ww.) ; opspelen (ww.) ; met geld spelen (ww.) ; met aandelen spelen (ww.) ; een rol vertolken (ww.) ; een gok wagen (ww.) ; dramatiseren (ww.) ; doen alsof (ww.) ; acteren (ww.)
jouer (ww) gokken (ww)
jouer plaatsen ; zetten ; werken ; vervullen ; verplaatsen
Bronnen: interglot; www.voetbalgokken.nl/; ICT-Woordenboek


Voorbeeldzinnen met `jouer`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
FR: abuser
FR: amuser
FR: berner
FR: donner
FR: exécuter
FR: hasarder
FR: incarner
FR: interpréter
FR: jongler
FR: miser

Uitdrukkingen en gezegdes
FR: la brise joue NL: de wind verandert voortdurend
FR: jouer sur les mots NL: woordspelingen maken
FR: jouer à  NL: (een spel) spelen
FR: jouer aux barres NL: overlopertje spelen
FR: jouer aux billes NL: knikkeren
FR: jouer à  cache-cache NL: verstoppertje spelen
FR: jouer aux dames NL: dammen
FR: jouer aux échecs NL: schaken
FR: jouer au football NL: voetballen
FR: jouer au tennis NL: tennissen
FR: jouer de NL: (op een muziekinstrument) spelen
FR: jouer du piano NL: pianospelen
FR: jouer à  première vue NL: van het blad spelen
FR: jouer du bâton NL: de stok hanteren
FR: faire jouer une mine NL: een mijn laten ontploffen
FR: jouer une carte NL: een kaart uitspelen
FR: jouer une valse NL: een wals spelen
FR: jouer un florin NL: om een gulden spelen