Vertalingen entourer FR>NL
[ɑ̃tuʀe]1 mettre autour de - omcirkelen
'entourer les fautes en rouge'
de fouten met rood omcirkelen2 être autour de - omgeven
'Des murs entourent la prison.'
Muren omgeven de gevangenis.3 vivre avec - omringen
'les gens qui l'entourent'
de mensen die hem omringen© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
entourer (ww.) | omboorden (ww.) ; omtrekken (ww.) ; omsluiten (ww.) ; omsingelen (ww.) ; omringen (ww.) ; omlijnen (ww.) ; omleiden (ww.) ; omheenrijden (ww.) ; omgeven (ww.) ; omcirkelen (ww.) ; afbakenen (ww.) ; insluiten (ww.) ; een cirkel tekenen om (ww.) ; draaien om (ww.) ; beperken (ww.) ; beknotten (ww.) ; begrenzen (ww.) ; afzetten (ww.) ; afpalen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `entourer`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: borderFR: ceindreFR: ceinturerFR: cernerFR: cloreFR: enclaverFR: enfermerFR: enserrerFR: envelopperFR: ficeler