Vertalingen connaître FR>NL
[kɔnɛtʀ]1 savoir après avoir appris - kennen - weten
'connaître l'histoire de France'
de geschiedenis van Frankrijk kennen2 avoir déjà vu, entendu ou senti - kennen
'Je connais cet homme.'
Ik ken die man.
'Je ne connais pas cette région.'
Ik ken deze streek niet.3 avoir des relations avec ··· - kennen
'Je connais très bien son frère.'
Ik ken zijn broer erg goed.4 avoir été dans telle situation - kennen
'Il a connu la misère.'
Hij heeft armoede gekend.© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
connaître (ww.) | doormaken (ww.) ; kennen (ww.) ; weten (ww.) |
connaître | nagaan ; ondervinden ; spreken ; te weten komen ; vernemen ; vertrouwd zijn met |
Bronnen: interglot; ICT-Woordenboek
Voorbeeldzinnen met `connaître`

Voorbeeldzinnen laden....
Uitdrukkingen en gezegdes
FR: ne
connaître ni Dieu ni diable
NL: aan God noch gebod gelovenFR: je ne le connais ni d'Eve ni d'Adam
NL: ik ken hem totaal nietFR: connaître son monde
NL: zijn mensen kennenFR: il ne se connaît plus
NL: hij is buiten zich zelfFR: connaître qc. à un sujet
NL: heel wat van een onderwerp afwetenFR: il n'y connaît pas grand'chose
NL: hij weet er niet veel vanFR: connaître d'une affaire
NL: een zaak moeten berechten