Vertalingen causer FR>NL
[koze]1 provoquer, faire que ··· arrive - veroorzaken
'causer des ennuis à ··· '
iemand in moeilijkheden brengen[koze]1 parler - praten
'causer avec ··· '
met iemand praten© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
causer (znw.) | het resultaat |
causer (ww.) | kwebbelen (ww.) ; kwaad doen (ww.) ; kwekken (ww.) ; kwetteren (ww.) ; losmaken (ww.) ; praten (ww.) ; resulteren (ww.) ; snateren (ww.) ; spreken (ww.) ; teweegbrengen (ww.) ; tot gevolg hebben (ww.) ; uitmonden (ww.) ; veroorzaken (ww.) ; verwekken (ww.) ; wauwelen (ww.) ; zwammen (ww.) ; een boom opzetten (ww.) ; aandoen (ww.) ; aanrichten (ww.) ; aanstichten (ww.) ; babbelen (ww.) ; berokkenen (ww.) ; bomen (ww.) ; communiceren (ww.) ; converseren (ww.) ; een conversatie hebben (ww.) ; in contact staan (ww.) ; kakelen (ww.) ; keuvelen (ww.) ; klappen (ww.) ; kletsen (ww.) ; kouten (ww.) |
causer | toebrengen |
Bronnen: interglot; ICT-Woordenboek
Voorbeeldzinnen met `causer`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: amenerFR: attirerFR: entraînerFR: faire la causetteFR: motiverFR: occasionnerFR: parlerFR: produireFR: provoquerFR: susciterUitdrukkingen en gezegdes
FR: causer littérature
NL: over literatuur praten