Vertalingen entraîner FR>NL
[ɑ̃tʀene]1 emporter avec soi - meeslepen
'entraîner ··· dans sa chute'
iemand meeslepen in zijn val2 causer - met zich meebrengen - veroorzaken
'entraîner des dégâts'
schade met zich meebrengen3 pousser à faire ··· - overhalen
'se laisser entraîner'
zich laten overhalen4 exercer des sportifs - trainen
'entraîner une équipe'
een team trainen© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
entraîner (ww.) | uitvlakken (ww.) ; meetrekken (ww.) ; meetronen (ww.) ; meevoeren (ww.) ; oefenen (ww.) ; ontwikkelen (ww.) ; trainen (ww.) ; trekken (ww.) ; uitgommen (ww.) ; uitvegen (ww.) ; meesleuren (ww.) ; uitwissen (ww.) ; verleiden (ww.) ; verlokken (ww.) ; vlakken (ww.) ; voortlokken (ww.) ; voorttrekken (ww.) ; weglokken (ww.) ; wegvegen (ww.) ; wissen (ww.) ; meeslepen (ww.) ; aanlokken (ww.) ; africhten (ww.) ; begeleiden (ww.) ; bekwamen (ww.) ; coachen (ww.) ; dier africhten (ww.) ; dresseren (ww.) ; leiden (ww.) ; lokken (ww.) ; meelokken (ww.) |
entraîner | aandrijven ; zorgen voor ; wekken ; vergen ; tot gevolg hebben ; resulteren in ; met zich meebrengen ; meesleuren ; leiden tot |
Bronnen: interglot; ICT-Woordenboek; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `entraîner`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: emporterFR: endurcirFR: exercerFR: exhorterFR: formerFR: inciterFR: inviter