Vertaal
Naar andere talen: • s'habiller > DEs'habiller > ENs'habiller > ES
Vertalingen s'habiller FR>NL
[sabije]

1 se mettre des vêtements - zich aankleden

  'Je m'habille en sortant de la douche.'
  Ik kleed me aan wanneer ik mijn douche genomen heb.


2 se vêtir d'une façon particulière - zich kleden

  's'habiller en noir'
  zich in het zwart kleden


3 mettre une tenue de cérémonie - avondkleding aandoen

  'Il faut s'habiller pour cette soirée.'
  Voor die soirée is avondkleding verplicht.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
s'habiller (ww.) aandoen (ww.) ; aankleden (ww.) ; aantrekken (ww.) ; bedekken (ww.) ; bekleden (ww.) ; beslaan (ww.) ; betrekken (ww.) ; kleden (ww.) ; overtrekken (ww.) ; uitmonsteren (ww.) ; zich aankleden (ww.) ; zich kleden (ww.) ; zich tooien (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `s'habiller`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
FR: parer