[ku]

1 action de frapper ··· , ··· - slag

  'donner des coups à ··· '
  iemand klappen geven

  'un coup de poing/pied'
  een vuistslag/trap

  'un coup de couteau'
  een messteek

2 tir d'une arme à feu - schot

  'un coup de feu'
  een schot

  'tirer des coups de fusil'
  schoten lossen

3 bruit - slag

  'coup de sonnette'
  gerinkel van de bel

  'coup de tonnerre'
  donderslag

4 mouvement rapide fait avec un objet - beweging

  'donner un coup de frein'
  krachtig remmen

  'passer un coup d'éponge'
  even met de spons gaan (over)

  coup de fil
   (= appel téléphonique) - telefoontje

  'donner un coup de fil à ··· '
  iemand een telefoontje geven

5 action soudaine - vlaag

  'un coup de vent'
  een windstoot

  coup de soleil
   (= fait d'être brûlé par le soleil) - zonnesteek

  'attraper un coup de soleil'
  een zonnesteek oplopen

  coup de foudre
   (= fait d'aimer ··· dès le premier regard) - liefde op het eerste gezicht

  'avoir un coup de foudre pour ··· '
  op slag verliefd worden op iemand

6 action qui vise à nuire - streek - daad

  'préparer un coup'
  een streek voorbereiden

  coup d'État
   (= action pour prendre le pouvoir) - staatsgreep - coup

7 moment où ··· se produit - keer

  'J'ai réussi du premier coup.'
  Ik ben bij de eerste keer al geslaagd

  'avaler ··· d'un seul coup'
  iets in één keer doorslikken

8   coup d'œil
fait de regarder rapidement - blik

  'jeter un coup d'œil à ··· '
  een blik op iets werpen

9   coup de main
aide - hulp

  'donner un coup de main à ··· '
  iemand een handje helpen

10   tenir le coup
résister, ne pas abandonner ··· - standhouden

11   boire un coup
boire ··· - iets drinken

12   du coup
à la suite de cela - dan ook

  'Je suis rentré tard, du coup, je ne l'ai pas vu.'
  Ik ben laat thuisgekomen, dus heb ik hem niet gezien.

13    tout à coup tout d'un coup
de façon soudaine - plotseling

  'Il eut une idée tout à coup.'
  Hij kreeg plotseling een idee.

  'Il s'est arrêté tout d'un coup.'
  Hij stopte ineens.

14   sur le coup
au moment où la chose est arrivée - op slag

  'mourir sur le coup'
  op slag sterven

  'Sur le coup, je n'y ai pas pensé.'
  Ik heb er niet direct aan gedacht.

15   après coup
plus tard - naderhand

  'Je n'y ai pensé qu'après coup.'
  Ik heb er pas naderhand aan gedacht.
© K Dictionaries Ltd.

coup (m)	de por (m) ; de slag (m) ; de schop (m) ; het scheutje ; schelmenstreek ; de schaakzet (m) ; schaakstukverplaatsing (znw.) ; rare streek (znw.) ; de putsch (m) ; de slok (m) ; de peut (m) ; de oplawaai (m) ; opeen knallen (znw.) ; de opduvel (m) ; de opdonder (m) ; de muilpeer ; de messteek (m) ; de mep ; de smak (m) ; de staatsgreep (m) ; de steek (m) ; de stoot (m) ; het stootje ; de teug ; de tik (m) ; toegebrachte klap (znw.) ; de trap (m) ; het tussendoortje ; de uithaal (m) ; het vluggertje ; voetbeweging (znw.) ; de vuistslag (m) ; de zet (m) ; de lel ; beurse plek (znw.) ; de bluts ; de botsing (v) ; de coup (m) ; de deuk ; de dreun (m) ; de dronk (m) ; de duw (m) ; het duwtje ; gekke streek (znw.) ; de hengst (m) ; de instulping (v) ; jens (znw.) ; de klap (m) ; de klokslag (m) ; de klop (m) ; de knal (m) ; de kwak (m) ; harde slag (znw.)
COUP (Afkorting)	Colloquium Politieke Unie
coup	doorgang ; flap ; glottisslag ; impuls ; de schok (m) ; slag ; telling ; telsignaal ; verloop ; vluchtige blik ; werkslag ; arbeidsslag

Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.; Antiquarian Dictionary; Trueterm; Diving dictionary




FR: aide
FR: appel
FR: atteinte
FR: bastonnade
FR: bataille
FR: boum
FR: brutalité
FR: cahot
FR: calotte
FR: carambolage

FR: coup d'air NL: kou ten gevolge van tocht
FR: après coup NL: achteraf
FR: donner un coup de balai NL: even bijvegen
FR: coup de bourse NL: beursoperatie
FR: être dans le coup NL: meedoen
FR: faire les cent coups NL: een losbandig leven leiden
FR: donner un coup de chapeau NL: zijn hoed afnemen
FR: coup de chien NL: gemene streek
FR: coup du ciel NL: gelukkige, buitengewone gebeurtenis
FR: coup de colère NL: vlaag van woede
FR: coup de coin NL: hoekschop
FR: coup sur coup NL: keer op keer
FR: coup de dent NL: beet
FR: coup de dés NL: worp met dobbelstenen
FR: être dans (sur) le coup NL: meedoen
FR: faire coup double, twee stuks wild in één keer schieten NL: twee vliegen in één klap slaan
FR: coup d'éperon NL: spoorslag
FR: coup d'essai NL: proefstuk
FR: coup d'Etat NL: staatsgreep
FR: sans coup férir NL: zonder slag of stoot
FR: coup de flèche NL: pijlschot
FR: coup de force NL: