Vertalingen boum FR>NL
| boum (znw.) | de bons (m) ; de dreun (m) ; het feest ; de feestdag (m) ; de feestelijkheid (v) ; de fuif ; het jaarfeest ; de pof (m) |
| boum | boem |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `boum`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: badaboum