Vertalingen commun FR>NL
[kɔmœ̃]1 utilisé par plusieurs personnes - gemeenschappelijk
'une salle commune'
een gemeenschappelijke ruimte2 identique, semblable - gemeen(schappelijk)
'avoir des points communs'
raakvlakken hebben3 qui est fait par plusieurs personnes - gezamenlijk
'une action commune'
een gezamenlijke actie4 en commun5 qui appartient à plusieurs personnes - gemeenschappelijk
'mettre ··· en commun'
iets verdelen6 ensemble - samen
'faire ··· en commun'
iets samen doen7 banal, ordinaire - gewoon - alledaags
'Ce n'est pas commun.'
Dat is niet gewoon.© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
commun (m) | gewone ; gemene ; gemeen |
commun | grof ; vulgair ; tezamen ; samen ; platvloers ; plat ; ordinair ; normaal ; niets bijzonders ; met zijn allen ; met z'n beiden ; meer personen betreffend ; meegevoeld ; gezamenlijk ; gewoon ; gemeenschappelijk ; gedeeld ; gebruikelijk ; gangbaar ; eenvoudig ; een groep toebehorend ; courant ; communaal ; bijeen ; bij elkaar ; alledaags ; algemeen ; communis ; gewoontjes |
Bronnen: Wikipedia; interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `commun`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: accoutuméFR: banalFR: basFR: collectifFR: conjointFR: courantFR: de concertFR: fréquentFR: grossierFR: habituelUitdrukkingen en gezegdes
FR: d'un
commun accord, d'une
commune voix
NL: eenstemmigFR: avoir en
commun
NL: gemeen hebbenFR: faire cause
commune
NL: gemene zaak makenFR: lieu
commun
NL: gemeenplaatsFR: maison
commune
NL: gemeentehuisFR: nom
commun
NL: gemeen naamwoordFR: le sens
commun
NL: het gezond verstandFR: cela n'a pas le sens
commun
NL: dat is onzin