Vertalingen avancer FR>NL
[avɑ̃se]1 mettre, placer en avant - naar voren brengen
'avancer la main vers ··· '
de hand uitsteken naar iets2 faire arriver avant le moment prévu - vervroegen
'avancer la date de ··· '
de datum van iets vervroegen
'avancer sa montre de cinq minutes'
zijn horloge vijf minuten voorzetten3 proposer - naar voren brengen
'avancer une hypothèse'
een veronderstelling opperen4 faire progresser - opschieten met
'avancer un travail'
opschieten met een werk5 avancer de l'argent à ···
prêter de l'argent à ··· - iemand geld voorschieten[avɑ̃se]1 aller vers l'avant - vooruitgaan
'avancer lentement'
langzaam vooruitgaan2 progresser - vorderen
'avancer dans son travail'
opschieten met zijn werk3 être en avance - voorlopen
'montre qui avance de dix minutes'
horloge dat tien minuten voorloopt4 approcher de la fin, passer - (ver)gevorderd zijn
'Vite, l'heure avance !'
Vlug, de tijd schrijdt voort!© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
avancer (ww.) | uitdrukking geven aan (ww.) ; vervroegen (ww.) ; vertolken (ww.) ; verklaren (ww.) ; verdergaan (ww.) ; verder lopen (ww.) ; verder komen (ww.) ; verbeteren (ww.) ; uiting geven aan (ww.) ; uiten (ww.) ; verwoorden (ww.) ; uitdrukken (ww.) ; ter sprake brengen (ww.) ; te berde brengen (ww.) ; suggereren (ww.) ; stuwen (ww.) ; stellen (ww.) ; starten (ww.) ; stappen (ww.) ; vooruitkomen (ww.) ; zich voortbewegen (ww.) ; zich opwerken (ww.) ; vroeger uitvoeren dan gepland (ww.) ; vorderingen maken (ww.) ; vorderen (ww.) ; voorwaarts treden (ww.) ; vooruitstreven (ww.) ; vooruitschuiven (ww.) ; progressie maken (ww.) ; vooruitgang boeken (ww.) ; vooruitduwen (ww.) ; voortstuwen (ww.) ; voortgaan (ww.) ; voortbewegen (ww.) ; voorschuiven (ww.) ; voorschieten (ww.) ; voorgeven (ww.) ; betogen (ww.) ; entameren (ww.) ; een voorstel doen (ww.) ; een stapje verder gaan (ww.) ; duwen (ww.) ; doorlopen (ww.) ; demonstreren (ww.) ; beweren (ww.) ; bevorderd worden (ww.) ; pretenderen (ww.) ; beter worden (ww.) ; avanceren (ww.) ; aanvoeren (ww.) ; aansnijden (ww.) ; aanknopen (ww.) ; aankaarten (ww.) ; aandragen (ww.) ; geld opleveren (ww.) ; poneren (ww.) ; opwerpen (ww.) ; opschuiven (ww.) ; oprukken (ww.) ; opperen (ww.) ; opmarcheren (ww.) ; openen (ww.) ; naar voren plaatsen (ww.) ; naar voren brengen (ww.) ; lopen (ww.) ; inbrengen (ww.) ; hogerop komen (ww.) ; gesprek aanknopen (ww.) ; gaan (ww.) |
avancer | bewegen ; vooruitgaan ; verplaatsen ; naar voren brengen |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm
Voorbeeldzinnen met `avancer`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: affirmerFR: avancementFR: hâterFR: joindreFR: marcherFR: presserFR: rapprocherFR: réunir