Vertaal
Naar andere talen: • vomitar > DEvomitar > ENvomitar > FR
Vertalingen vomitar ES>NL

I vomitar

werkw.
Uitspraak:  [bomi'taɾ]

pexpulsar por la boca de manera violenta el contenido del estómago physiology - overgeven
Sentía nauseas y vomitó. - Hij voelde zich misselijk en gaf over.


II vomitar

werkw.

1) expulsar algo su contenido de manera violenta - spuwen
El volcán vomitaba magma. - De vulkaan spuwde magma.

2) pronunciar de manera violenta palabras desagradables o insultos - eruit gooien
Vomitó toda la rabia que tenía contenida. - Hij gooide alle woed eruit die hij had opgekropt.

3) revelar una persona un secreto en contra de su voluntad - opbiechten
Los policías le hicieron vomitar su confesión. - De politie liet hem zijn bekentenis opbiechten.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
vomitar (ww.) braken (ww.) ; kotsen (ww.) ; overgeven (ww.) ; spugen (ww.) ; spuwen (ww.) ; uitbraken (ww.) ; vomeren (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `vomitar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: arrojar
ES: cambiar la peseta
ES: devolver
ES: escupir