Vertaal
Naar andere talen: • viveza > DEviveza > ENviveza > FR
Vertalingen viveza ES>NL

la viveza

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [bieɑua]

1) manifestación de fuerza o energía vital - levendigheid
Replicaba con viveza a las acusaciones de sus compañeros. - Hij sprak de beschuldigingen van zijn maten met scherpzinnigheid tegen.

2) rapidez que tiene una persona en sus movimientos - lenigheid
la viveza de los bailarines - de lenigheid van de dansers

3) intensidad que tiene una cosa - intensiteit
La viveza de su relato mantuvo a todos expectantes. - Door de intensiteit van zijn verhaal was iedereen opgewonden.

4) rapidez y agudeza que tiene una persona para comprender las cosas - slimheid
Desarrolló una viveza inusual para la gente de su edad. - Hij heeft een slimheid ontwikkeld die ongebruikelijk is voor mensen van zijn leeftijd.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
la viveza (v) de beweeglijkheid (v) ; de drukte (v) ; de geslepenheid (v) ; de gewiekstheid (v) ; de levendigheid (v) ; de opgewektheid (v) ; de slimheid (v) ; de slimmigheid (v) ; de spitsvondigheid (v) ; de vrolijkheid (v)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `viveza`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: acritud
ES: actividad
ES: agilidad
ES: agudez
ES: agudeza
ES: alegría vital
ES: aliento
ES: alma
ES: ánima
ES: animación