Vertaal
Naar andere talen: • vigía > DEvigía > ENvigía > FR
Vertalingen vigía ES>NL

I vigía

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [bi'xia]

1) persona que vigila un lugar desde un punto estratégico - wachter
En cada una de las torres del castillo había apostado un vigía. - In elk van de torens van het kasteel werd een wachter ingezet.

2) persona encargada de vigilar una cosa - waker
El preceptor es el vigía de la disciplina escolar. - De leermeester is de waker van de schooldiscipline.


II la vigía

zelfst.naamw.

torre elevada construida para vigilar una gran extensión y detectar con tiempo peligros o amenazas - uitkijktoren
Desde la vigía divisaron el avance de las tropas enemigas. - Vanaf de uitkijktoren bespeurden ze de opmars van de vijandelijke legers.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
el vigía (m) de uitkijkpost (m) ; de waak ; de waarnemingspost (m) ; de wachter (m) ; de wachttorens ; de wake
vigia gerapporteerd gevaar ; overwegwachter ; uitkijk ; wachteres ; wachtpost ; wachtsman
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.

Voorbeeldzinnen met `vigía`
Voorbeeldzinnen laden....