Vertalingen triunfar ES>NL
triunfar
werkw.
1) ganar en una competición o lucha -
overwinnen Triunfamos y somos los campeones del torneo. - We hebben de overwinning behaald en we zijn de kampioenen van het toernooi. |
2) conseguir una persona el logro de sus objetivos o el éxito -
slagen Quería triunfar en la vida a toda costa. - Hij wilde tegen elke prijs slagen in het leven. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
triunfar (ww.) | aftroeven (ww.) ; behalen (ww.) ; de overwinning behalen (ww.) ; overtroeven (ww.) ; overwinnen (ww.) ; te boven komen (ww.) ; triomferen (ww.) ; verkrijgen (ww.) ; verslaan (ww.) ; winnen (ww.) ; zegepralen (ww.) ; zegevieren (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `triunfar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: alcanzarES: aventajarES: conquistarES: excederES: ganarES: obtenerES: salir triunfanteES: salir victoriosoES: sobrepasarES: sobrepujar