Vertaal
Naar andere talen: • tallar > DEtallar > ENtallar > FR
Vertalingen tallar ES>NL

tallar

werkw.
Uitspraak:  [taaɾ]

1) dar forma a un material sólido - snijden , slijpen
El joyero tallaba un diamante. - De juwelier sleep een diamant.

2) realizar obras de talla - uithouwen
Miguel Ángel talló el David. - Miguel Angel heeft de David uitgehouwen.

3) medir la estatura de una persona - de lengte opmeten
El pediatra talló y pesó al niño en su control mensual. - De kinderarts nam de lengte en het gewicht op van het kind tijdens de maandelijkse controle.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
tallar (ww.) beitelen (ww.) ; houtsnijden (ww.) ; in hout schrijven (ww.) ; kerven (ww.) ; snijwerk maken (ww.) ; uitknippen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `tallar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: cincelar
ES: cortar
ES: cortar lo que sobra
ES: entallar
ES: entresacar
ES: esculpir
ES: estampar
ES: grabar
ES: grabar en madera
ES: hacer muescas en