Vertalingen presente ES>NL
I presente
bijv.naamw.
1) que coincide en el tiempo o el espacio con otros -
aanwezig saludar a las personas presentes - de aanwezige personen begroeten |
2) que se encuentra o existe en un lugar determinado -
aanwezig En la escena del crimen sólo estaba presente la esposa de la víctima. - Op de misdaadscène was alleen de vrouw van het slachtoffer aanwezig. |
3) que ocurre o se usa en el momento mismo en que se habla -
huidig Vivamos el instante presente. - Laten we in het huidige nu leven. |
tener algo presente (=recordar una cosa o persona) - iets in gedachten houden
Siempre te tengo presente. - Ik houd je altijd in gedachten.
|
II el presente
zelfst.naamw.
1) tiempo en que se está -
heden vivir un presente de éxito - een succesvol heden leven |
2) tiempo verbal que señala que la acción sucede en el momento en que se expresa grammatica -
tegenwoordige tijd "Subo" es una forma presente del verbo subir. - "Subo" is een tegenwoordige tijd van het werkwoord subir. |
3) obsequio que una persona hace a otra -
cadeau Te traje un pequeño presente. - Ik heb je een klein cadeau meegebracht. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
presente (znw.) | de figurant (m) ; de aanwezige |
el presente (m) | het presentje ; gift ; het geschenk ; het cadeau |
presente | onderhavig ; voorliggend ; vandaag ; tegenwoordig ; present! ; modern ; hedendaagse ; hedendaags ; heden ; figurante ; eigentijds ; beschikbare ; aanwezig ; huidig ; de tegenwoordige tijd (m) |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `presente`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: actualES: corrienteES: de ahoraES: de hoyES: disponibleES: en existenciaES: figuranteES: hoyES: inES: libre