Vertalingen pastor ES>NL
I el/la pastor, -tora
zelfst.naamw.
| Uitspraak: | [pas'toɾ, -'toɾa] |
persona que cuida y guía al ganado -
herder, herderin | pastor de ovejas - schapenherder |
II el pastor
zelfst.naamw.
1) se aplica al sacerdote cristiano como guía de sus fieles religie -
dominee | Era un pastor celoso de sus almas. - Hij was een dominee gesteld op zijn zielen. |
2) sacerdote de las iglesias reformadas religie -
predikant | pastor evangelista - evangelistisch predikant |
III pastor
zelfst.naamw.
raza de perro apta para cuidar ganado -
herder(shond) | pastor alemán - Duitse herdershond |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| el pastor (m) | de pastoor (m) ; de zielzorger (m) ; de voorganger (m) ; de verkondiger (m) ; de veehoeder (m) ; de scheper (m) ; schapenhoeder (znw.) ; de schaapherder (m) ; de prediker (m) ; de predikant (m) ; de pastor (m) ; de hoeder (m) ; de herdersjongen (m) ; de herder (m) ; geestelijke (znw.) ; geestelijk herder (znw.) ; de dominee (m) ; de broeder (m) ; bedienaar van de godsdienst (znw.) |
| pastor | herder ; predikant ; Ossenhoeder |
Bronnen: interglot; Omegawiki.org; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `pastor`
Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: capellánES: clérigoES: curaES: cura castrenseES: curador de almasES: eclesiásticoES: fraileES: ministroES: misioneroES: monje
