Vertalingen nombrar ES>NL
nombrar
werkw.
1) pronunciar el nombre de algo o alguien -
noemen nombrar a los alumnos - de leerlingen opnoemen |
2) designar a alguien para ocupar un cargo -
aanstellen Lo nombraron jefe de personal. - Ze hebben hem als personeelschef aangesteld. |
3) otorgar nombre a una cosa o persona -
benoemen Sus padres lo nombraron Javier. - Zijn ouders hebben hem Javier genoemd. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
nombrar (ww.) | erbij zeggen (ww.) ; voordragen (ww.) ; vernoemen (ww.) ; vermelden (ww.) ; op het oog hebben (ww.) ; nomineren (ww.) ; noemen (ww.) ; installeren (ww.) ; in functie aanstellen (ww.) ; iemand recommanderen (ww.) ; aanbevelen (ww.) ; een naam geven (ww.) ; betitelen (ww.) ; bestempelen (ww.) ; beroepen (ww.) ; benoemen (ww.) ; aanstellen (ww.) ; aanraden (ww.) ; aanmerken (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `nombrar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: anunciarES: apodarES: aseverarES: avisarES: bautizarES: calificarES: calificar deES: citarES: considerarES: considerar como