Vertalingen multiplicar ES>NL
I multiplicar
werkw.
| Uitspraak: | [multipli'kaɾ] |
1) realizar una operación que consiste en sumar un número tantas veces como indica otro número wiskunde -
vermenigvuldigen | multiplicar 5 por 5 - 5 keer 5 vermenigvuldigen |
2) aumentar una cantidad considerablemente -
hard doen toenemen | El mal clima multiplica los accidentes. - Door het slechte weer neemt het aantal ongelukken hard toe. |
II multiplicar
werkw.
aumentar una cantidad considerablemente -
verveelvoudigen | multiplicar la producción - de productie verveelvoudigen |
III multiplicarse
werkw.
| Uitspraak: | [multipli'kaɾse] |
1) reproducirse los seres vivos -
zich voortplanten | Las ratas se multiplican con facilidad. - Ratten planten zich snel voort. |
2) esforzarse en atender muchas cosas a la vez -
zeer veel moeite doen | Se multiplicaba para trabajar 10 horas al día. - Hij deed zeer veel moeite om 10 uur per dag te werken. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| multiplicar (ww.) | vermenigvuldigen (ww.) ; verveelvoudigen (ww.) ; voortplanten (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `multiplicar`
Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: acumularES: acumularseES: amontonarseES: aumentar un númeroES: aumentar una cantidadES: procrearseES: proliferarES: reproducirES: reproducirse
