modo - Vertaling Spaans-Nederlands

Naar andere talen: • modo > DE • modo > EN • modo > FR

Vertalingen modo ES>NL

I el modo

zelfst.naamw.

Uitspraak:

['mo ð o]

1) manera de ser - manier

Habló de un modo extraño. - Hij praatte op een vreemde manier.

2) procedimiento para realizar una acción - manier

Debes hacerlo de éste modo. - Je moet het op deze manier doen.

3) forma de comportamiento ante los demás - manier

Lo dijo en buenos modos. - Hij heeft het beleefd gezegd.
de ningún modo (=de ninguna manera) - geenszins No me acompañarás de ningún modo. - Je zult op geen enkele manier met me meegaan.
de todos modos (=a pesar de todo) - hoe dan ook Aunque no quieras, iré de todos modos. - Ook al wil je het niet, ik ga hoe dan ook.
en cierto modo (=hasta cierto punto, en cierta manera) - in zekere zin Tiene razón en cierto modo. - In zekere zin heeft hij gelijk.

zelfst.naamw.

Uitspraak:

['mo ð os]

forma de comportamiento ante los demás, - manieren

Lo dijo en buenos modos. - Hij heeft het beleefd gezegd.

Overige bronnen

el modo (m)	het deuntje ; het gedrag ; de gedragslijn ; de gedragswijze ; de handelwijze ; de manier (v) ; de methode (v) ; het optreden ; de procedure ; de trant (m) ; wijs (znw.) ; het wijsje
modo	modus ; trillingswijze

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.

Voorbeeldzinnen met `modo`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

ES: cantar
ES: comportamiento
ES: conducta
ES: disposicón
ES: estilo
ES: estilo de vida
ES: forma
ES: guisa
ES: imperativo
ES: indicativo