1. MWB
  2. Vertalen
  3. lenguaje (ES>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • lenguaje > DE • lenguaje > EN • lenguaje > FR
Vertalingen lenguaje ES>NL

el lenguaje

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [len'gwaxe]

1) capacidad humana para expresarse a través de la palabra - taal
El lenguaje es un instrumento creador de cultura. - De taal is een instrument dat cultuur tot stand brengt.

2) sistema de signos que utiliza un grupo para comunicarse - taal
el lenguaje de los pueblos nómades - de taal van de nomadenvolkeren

3) modo de comunicarse particular de un grupo social o profesional - jargon
un lenguaje técnico - een technisch jargon

4) cualquier sistema de signos que permite componer e interpretar mensajes - taalgebruik
aprender el lenguaje formal de la lógica - het formele taalgebruik van de logica leren

5) sistema de señales usadas por una especie animal para comunicarse - taal
estudiar el lenguaje de las abejas - de taal van de bijen bestuderen

6) modo de expresarse de una persona - woordkeus
Hace gala de su cultura con un lenguaje afectado y hermético. - Hij loopt te pronken met zijn beschaving met een geaffecteerde en hermetische woordkeus.

7) modo de comprender cierta cosa - taal
Se entendían con el lenguaje del amor. - Ze begrepen elkaar door de taal der liefde.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
el lenguaje (m) het accent ; het dialect ; de inleiding (v) ; de introductie (v) ; de proloog (m) ; de spraak ; de taal ; het taalgebruik ; het taaltje ; de tongval (m) ; het voorbericht ; het voorwoord
lenguaje stadhuistaal
Bronnen: interglot; Omegawiki.org; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `lenguaje`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: acento
ES: argot
ES: charla
ES: conferencia
ES: discurso
ES: encabezamiento
ES: habla
ES: idioma
ES: idioma extranjero
ES: jerga