Vertaal
Naar andere talen: • interferir > DEinterferir > ENinterferir > FR
Vertalingen interferir ES>NL

I interferir

werkw.
Uitspraak:  [inteɾfeiɾ]

1) interponer algo en el camino de una cosa o acción - verhinderen
interferir un envío postal - een postzending verhinderen

2) causar superposición de señales - storen
interferir una transmisión televisiva - een televisieuitzending storen


II interferir

werkw.

crear conflicto la coincidencia de una cosa con otra - doorkruisen
Tus planes interfieren con los míos. - Jouw plannen doorkruisen de mijne.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
interferir (ww.) verstoren (ww.) ; vertoornen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `interferir`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: alterar
ES: interrumpir
ES: turbar