Vertaal
Naar andere talen: • filtrar > DEfiltrar > ENfiltrar > FR
Vertalingen filtrar ES>NL

I filtrar

werkw.
Uitspraak:  [fil'tɾaɾ]

1) hacer pasar un líquido por un filtro para separar algunos de sus elementos - filtreren
Filtrar el agua para potabilizarla. - Het water filteren om het drinkbaar te maken.

2) dejar pasar un líquido a través de un cuerpo sólido - (door)sijpelen
Las paredes filtraron el agua de lluvia. - Het regenwater sijpelt door de muren.

3) hacer público un hecho confidencial - laten uitlekken
filtrar un secreto - een geheim laten uitlekken


II filtrarse

werkw.

pasar inadvertido - verdwijnen
Se filtró en la multitud. - Hij verdween in de menigte.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
filtrar (znw.)de schifting (v) ; de filtering (v)
filtrar (ww.) filtreren (ww.) ; ziften (ww.) ; zeven (ww.) ; uitfilteren (ww.) ; uitdruppelen (ww.) ; sijpelen (ww.) ; percoleren (ww.) ; laten doorsijpelen (ww.) ; in straaltjes afdruipen (ww.) ; afdruipen (ww.) ; filteren (ww.) ; druppen (ww.) ; druppels laten vallen (ww.) ; druppelen (ww.) ; druipen (ww.) ; droppen (ww.) ; doorzijgen (ww.) ; doorsijpelen (ww.) ; doorlekken (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `filtrar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: caer gota a gota
ES: cerner
ES: cernir
ES: chorrear
ES: colar
ES: correr
ES: cribar
ES: destilar
ES: divulgarse
ES: filtrarse