bulto de tela para transportar lo que contiene - baal
Los inmigrantes llevaban sus pertenencias en fardos. - De immigranten droegen hun bezittingen in balen.
cargar el fardo
(=hacerse responsable de algo o alguien, que requiere tiempo y dedicación) - op zich nemen
Los jóvenes cargaron el fardo de la organización de la fiesta. - De jongeren namen de organisatie van het feest op zich.
echar el fardo
(=trasladar la responsabilidad de realizar determinada tarea) - de verantwoordelijkheid afschuiven
Le echó el fardo a su empleado de llevar toda la contabilidad. - Hij schoof de verantwoordelijkheid over het bijhouden van de hele boekhouding af op zijn werknemer.