Vertalingen enfriar ES>NL
I enfriar
werkw.
1) hacer que disminuya la temperatura de un cuerpo o sustancia -
(laten) afkoelen Enfrió su bebida con hielo. - Hij liet zijn drankje met ijs afkoelen. |
2) disminuir o suavizar la intensidad de un fenómeno o de un sentimiento -
bekoelen Enfriaron su amor con el tiempo. - Ze lieten hun liefde met de tijd bekoelen. |
II enfriarse
werkw.
tener un catarro -
een koude oplopen Abrígate que te puedes enfriar. - Kleed je goed aan, anders kan je een koude oplopen. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
enfriar (ww.) | afkoelen (ww.) ; opfrissen (ww.) ; verfrissen (ww.) ; verkoelen (ww.) ; verkwikken (ww.) ; verlevendigen (ww.) |
enfriar | afkoelen |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `enfriar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: amenizarES: arreglarse un pocoES: desapasionarES: desapegarES: desencariñarES: destemplarES: distanciarES: enfriarseES: insensibilizarES: refrescar