Vertaal
Naar andere talen: • enfriar > DEenfriar > ENenfriar > FR
Vertalingen enfriar ES>NL

I enfriar

werkw.
Uitspraak:  [en'fɾjaɾ]

1) hacer que disminuya la temperatura de un cuerpo o sustancia - (laten) afkoelen
Enfrió su bebida con hielo. - Hij liet zijn drankje met ijs afkoelen.

2) disminuir o suavizar la intensidad de un fenómeno o de un sentimiento - bekoelen
Enfriaron su amor con el tiempo. - Ze lieten hun liefde met de tijd bekoelen.


II enfriarse

werkw.
Uitspraak:  [en'fɾjaɾse]

tener un catarro - een koude oplopen
Abrígate que te puedes enfriar. - Kleed je goed aan, anders kan je een koude oplopen.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
enfriar (ww.) afkoelen (ww.) ; opfrissen (ww.) ; verfrissen (ww.) ; verkoelen (ww.) ; verkwikken (ww.) ; verlevendigen (ww.)
enfriar afkoelen
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `enfriar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: amenizar
ES: arreglarse un poco
ES: desapasionar
ES: desapegar
ES: desencariñar
ES: destemplar
ES: distanciar
ES: enfriarse
ES: insensibilizar
ES: refrescar