Vertaal
Naar andere talen: • temer > DEtemer > ENtemer > FR
Vertalingen temer ES>NL

I temer

werkw.
Uitspraak:  [te'meɾ]

1) tener miedo a una persona o cosa considerada mala o perjudicial - bang zijn
Le teme a la oscuridad. - Hij is bang voor het donker.

2) sospechar que una cosa sea mala o que tenga efectos negativos - bang zijn
Temía que su padre se enojara. - Ik was bang dat zijn vader boos zou worden.


II temer

werkw.

tener miedo de que ocurra algo negativo - vrezen
Temo por mi vida. - Ik vrees voor mijn leven.


III temerse

werkw.
Uitspraak:  [te'meɾse]

sospechar que una cosa sea mala o que tenga efectos negativos - bang zijn
Me temo que no nos alcanzará el tiempo para terminar el trabajo. - Ik ben bang dat we niet genoeg tijd zullen hebben om het werk af te maken.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
temer (ww.) angst hebben (ww.) ; bang zijn (ww.) ; bezorgd zijn (ww.) ; duchten (ww.) ; in zorg zijn (ww.) ; schrik hebben (ww.) ; terugschrikken voor (ww.) ; vrees koesteren (ww.) ; vrezen (ww.)
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `temer`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: acobardarse por
ES: arredrarse ante
ES: desconfiar
ES: dudar
ES: estar escéptico
ES: estar preocupado
ES: experimentar miedo
ES: sentir miedo
ES: sospechar
ES: tener miedo