Vertalingen disfrutar ES>NL
disfrutar
werkw.
1) sentir gozo o satisfacción por alguien o por algo -
genieten El fin de semana pude disfrutar de mi tiempo libre. - Het weekend heb ik van mijn vrije tijd kunnen genieten. |
2) poseer algo agradable -
bezitten disfrutar de muchas rentas - veel inkomsten hebben |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
disfrutar (ww.) | aanstaan (ww.) ; amuseren (ww.) ; believen (ww.) ; genieten (ww.) ; genot hebben van (ww.) ; goeddunken (ww.) ; laven (ww.) ; lekker eten (ww.) ; lenigen (ww.) ; lessen (ww.) ; savoureren (ww.) ; smikkelen (ww.) ; smullen (ww.) ; tegoed doen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `disfrutar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: agradarES: aprobarES: aprovecharES: comer con gustoES: consumirES: deleitarseES: disfrutar comiendoES: divertirES: golosinearES: gozar