Vertaal
Naar andere talen: • disfrutar > DEdisfrutar > ENdisfrutar > FR
Vertalingen disfrutar ES>NL

disfrutar

werkw.
Uitspraak:  [disfɾu'taɾ]

1) sentir gozo o satisfacción por alguien o por algo - genieten
El fin de semana pude disfrutar de mi tiempo libre. - Het weekend heb ik van mijn vrije tijd kunnen genieten.

2) poseer algo agradable - bezitten
disfrutar de muchas rentas - veel inkomsten hebben

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
disfrutar (ww.) aanstaan (ww.) ; amuseren (ww.) ; believen (ww.) ; genieten (ww.) ; genot hebben van (ww.) ; goeddunken (ww.) ; laven (ww.) ; lekker eten (ww.) ; lenigen (ww.) ; lessen (ww.) ; savoureren (ww.) ; smikkelen (ww.) ; smullen (ww.) ; tegoed doen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `disfrutar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: agradar
ES: aprobar
ES: aprovechar
ES: comer con gusto
ES: consumir
ES: deleitarse
ES: disfrutar comiendo
ES: divertir
ES: golosinear
ES: gozar