Vertaal
Naar andere talen: • gozar > DEgozar > ENgozar > FR
Vertalingen gozar ES>NL

gozar

werkw.
Uitspraak:  [go'ɑuaɾ]

1) deleitarse y disfrutar con algo o alguien - genieten
Goza trabajando con los niños. - Hij geniet ervan om met de kinderen te werken.

2) tener algo bueno o reconfortante - genieten
gozar de buena fama - genieten van een goede naam

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
gozar (ww.) aanstaan (ww.) ; amuseren (ww.) ; believen (ww.) ; genieten (ww.) ; genot hebben van (ww.) ; goeddunken (ww.) ; lekker eten (ww.) ; savoureren (ww.) ; smikkelen (ww.) ; smullen (ww.)
gozar genieten van
Bronnen: interglot; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `gozar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: agradar
ES: aprobar
ES: aprovechar
ES: comer con gusto
ES: deleitarse
ES: disfrutar
ES: disfrutar comiendo
ES: divertir
ES: golosinear
ES: gustar