Vertalingen coser ES>NL
coser
werkw.
1) unir con un hilo enhebrado en una aguja notPredefined" freeValue="textile -
naaien coser un ruedo - een zoom naaien |
2) hacer puntos de sutura en una herida medisch -
hechten Los médicos cosieron el corte del accidentado. - De artsen hebben de snee van de gewonde gehecht. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
coser (ww.) | liefkozen (ww.) ; vrijen (ww.) ; vastnaaien (ww.) ; stikken (ww.) ; opstikken (ww.) ; opnaaien (ww.) ; naaien (ww.) ; minnen (ww.) ; minnekozen (ww.) ; innaaien (ww.) ; hechten (ww.) ; doorstikken (ww.) ; de liefde bedrijven (ww.) ; beminnen (ww.) |
coser | doornaaien ; pikeren ; naaien |
Bronnen: interglot; Omegawiki.org; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `coser`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: acostarseES: ajustarES: bordarES: calcetarES: coser enES: hacer el amorES: hacer puntoES: hilarES: hilvanarES: pespuntar