Vertaal
Naar andere talen: • concurrir > DEconcurrir > ENconcurrir > FR
Vertalingen concurrir ES>NL

concurrir

werkw.
Uitspraak:  [konku'riɾ]

1) coincidir en un mismo lugar o momento varias personas, cosas o sucesos - samenkomen
Muchas personas concurrieron en la plaza. - Er kwamen veel mensen samen op het plein.

2) concursar en un certamen - deelnemen
Concurrieron varios atletas. - Er namen verschillende atleten deel.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
concurrir (ww.) meedoen (ww.) ; meespelen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `concurrir`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: asistir
ES: coincidir
ES: concomitar
ES: concordar
ES: converger
ES: encontrarse
ES: frecuentar
ES: incorporarse
ES: intervenir en
ES: participar