Vertaal
Naar andere talen: • colega > DEcolega > ENcolega > FR
Vertalingen colega ES>NL

colega

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [ko'leγa]

1) persona que tiene la misma profesión que otra - collega
Él es un colega del trabajo. - Hij is een collega van het werk.

2) persona con quien se mantiene una relación de amistad - vriend
un colega de juergas - een feestmakker

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
colega (m) f (collega)
el colega (m) de klerk (m) ; de werknemer (m) ; de werkkracht ; de vriendin (v) ; de vakgenoot (m) ; het personeelslid ; de partner (m) ; de medewerkster (v) ; de medewerker (m) ; het maatje ; de ambtgenoot (m) ; het kameraadje ; de hartsvriendin (v) ; de gezellin (v) ; de gezel (m) ; de genoot (m) ; de confrater (m) ; de collega (m) ; de arbeidskracht ; de arbeider (m)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `colega`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: aliado
ES: amado
ES: amante
ES: amigo
ES: amor
ES: asistente
ES: asociado
ES: auxiliar
ES: ayudante
ES: cofrade