Vertalingen aliado ES>NL
I aliado, -da
bijv.naamw.
que se une a otros para conseguir algo -
geallieerd Los países aliados quieren combatir el terrorismo. - De geallieerde landen willen het terrorisme bestrijden. |
II aliado, -da
zelfst.naamw.
1) persona o ente que se une a otros para conseguir algo -
bondgenoot Él fue siempre mi aliado en las travesuras. - Hij is altijd mijn maatje geweest in onze streken. |
2) conjunto de países que lucharon contra Alemania en las guerras mundiales geschiedenis -
geallieerden Los aliados derrotaron a Alemania. - De geallieerden hebben Duitsland verslagen. |
III aliados
zelfst.naamw.
países que lucharon contra Alemania en las guerras mundiales -
geallieerden Los aliados derrotaron a Alemania. - De geallieerden hebben Duitsland verslagen. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
aliado (znw.) | de bondgenoot (m) ; de bondgenote (v) ; de geallieerde ; de genoot (m) ; de handlanger (m) ; de medeplichtige ; de medestander (m) ; de medestrijder (m) ; de partner (m) ; de voorstander (m) |
aliado | geallieerd ; medeverantwoordelijke |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `aliado`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: aficionadoES: amigoES: asistenteES: asociadoES: ayudanteES: colegaES: compañero de armasES: compincheES: confabuladorES: confederado