1. MWB
  2. Vertalen
  3. cocer (ES>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • cocer > DE • cocer > EN • cocer > FR
Vertalingen cocer ES>NL

I cocer

werkw.
Uitspraak:  [ko'ɑueɾ]

1) mantener un alimento crudo en líquido hirviendo hasta que quede blando y tierno culinair - koken
cocer espinacas - spinazie koken

2) poner al horno un tipo de masa para que adquiera determinadas propiedades culinair - bakken
cocer una vasija cerámica - een keramieken vaas bakken

3) hacer que un líquido hierva con fines alimenticios culinair - koken
cocer agua para preparar una infusión - water koken om kruidenthee te maken


II cocer

werkw.

llegar un líquido a hervir culinair - koken
La sopa cuece. - De soep kookt.


III cocerse

werkw.
Uitspraak:  [ko'ɑueɾse]

1) preparase un asunto ocultamente - uitgebroed worden
Se cocía una intriga. - Er werd een intrige uitgebroed.

2) sentir uno mucho calor o ardor - stikken van de hitte
Me estoy cociendo. - Ik stik van de hitte.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
cocer (ww.) gaar koken (ww.) ; inbakken (ww.) ; uitkoken (ww.)
cocer bakken ; koken
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; De Spaanse keuken


Voorbeeldzinnen met `cocer`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: asar
ES: blanquear
ES: cocer al vapor
ES: cocinar
ES: emparrillar
ES: escalfar
ES: estofar
ES: extraer hirviendo
ES: flamear
ES: freír