Vertaal
Naar andere talen: • cicatrizar > DEcicatrizar > ENcicatrizar > FR
Vertalingen cicatrizar ES>NL

I cicatrizar

werkw.
Uitspraak:  [ɑuikai'ɑuaɾ]

1) hacer que una herida se cure completamente medisch - genezen
No me cicatriza la llaga de la mano. - De zweer op mijn hand wil maar niet genezen.

2) hacer que alguien supere una experiencia dolorosa - verwerken
Debes cicatrizar tus penas. - Je moet je verdriet verwerken.


II cicatrizar

werkw.

llegar a cerrarse una herida totalmente - helen
El corte cicatriza rápido. - De snijwond heelt snel.


III cicatrizarse

werkw.
Uitspraak:  [ɑuikai'ɑuaɾse]

curarse por completo alguna herida medisch - dichtgaan
Las injurias se cicatrizarán con el tiempo. - De beledigingen zullen met de tijd worden verwerkt.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
cicatrizar (ww.) gezond maken (ww.) ; vergroeien (ww.)
cicatrizar dichtgaan
Bronnen: interglot; Diving dictionary


Voorbeeldzinnen met `cicatrizar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: cerrar
ES: compenetrarse
ES: curar
ES: curarse
ES: deformarse
ES: encubrir
ES: escarificar
ES: ponerse bueno
ES: reparar
ES: restablecerse